• sen·su·eel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zinnelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • afgeleid van het Franse sensuel met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sensueel sensueler sensueelst
verbogen sensuele sensuelere sensueelste
partitief sensueels sensuelers -

sensueel

  1. gesteld op zinnelijk genot
  2. zinnelijke gevoelens opwekkend
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]