ziemlich
- ziem·lich
- Afkomstig van het Middelhoogduitse woord zimelich bn , dat van het Oudhoogduitse woord zimilīh bn komt
Naar frequentie | 538 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
ziemlich |
ziemlicher |
am ziemlichsten |
alle verbuigingsvormen |
ziemlich
- (van omvang, hoeveelheid of vergelijkbaar) behoorlijk, redelijk, tamelijk
- (van gedrag; veroudernd)) betamelijk, gepast, voegzaam
|
- [1]: mit ziemlicher Sicherheit
- [1]: ein ziemliches Durcheinander
ziemlich