Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·kri·tiek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfkritiek zelfkritieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfkritiekv

  1. (psychologie) beoordeling van het zelf, meestal gericht op dat wat verbeterd zou moeten worden
    • Volgens analyticus en commentator Jan Mulder zou enige zelfkritiek de voetballers niet misstaan. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid