Stijve zegge.
  • zeg·ge
  • In de betekenis van ‘aanwijzing van het bedrag in letters’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1865 [1] [2]
  • In de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1578 [1] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord zegge zeggen
verkleinwoord zeggetje zeggetjes

de zeggev / m

  1. (bloemplanten) een geslacht Carex   van zowel bladverliezende als groenblijvende overblijvende kruiden   met een grasachtige groeivorm, behorend tot de cypergrassenfamilie (Cyperaceae  ). Het geslacht Carex is met ruim 2000 soorten een van de grootste geslachten van de bedektzadigen
    • Een aantal zeggesoorten worden als sierplanten in tuinen benut. 

zegge

  1. om precies te zijn
    • Er werd een bedrag van zegge $230.- aan besteed. 
  2. uitgesproken als
    • De huurprijs bedraagt €775, zegge zevenhonderdvijfenzeventig euro. 
vervoeging van
zeggen

zegge

  1. aanvoegende wijs van zeggen
    • Men zegge het voort. 
85 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]
  • [1] zegge in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] zegge op Wikidata