• zak·pij·pen
enkelvoud meervoud
naamwoord zakpijpen
verkleinwoord

de zakpijpenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zakpijp
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (manteldieren) een klasse Ascidiacea   van in zee levende chordadieren. Vanwege hun vorm zijn ze genoemd naar een oude naam voor de doedelzak. Er bestaan zakpijpen die kolonies vormen
    • De ene lijkt op een abrikoos, de andere op een zuurstok: deze zakpijpen vormen een aparte klasse in het dierenrijk. [1]