2. Verschillende soorten manteldieren.
  • man·tel·die·ren

de manteldierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord manteldier
     Charles Julin schreef de beroemde verhandeling Recherches sur la morphologie des Tuniciers (1886), terwijl Marc de Selys Lonchamps (1875-1963) in 1913 en 1940 twee studies wijdde aan de manteldieren die de Belgica-expeditie (1897-1899) had meegebracht.[1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (dieren) een onderstam Tunicata   van ongewervelde zeedieren, met een meer of minder soepel exoskelet. Een bekende groep binnen de manteldieren zijn de zakpijpen
     De manteldieren (zakpijpen) en niet de schedellozen (lancetvisjes), vormen de diergroep die het nauwst verwant is aan de gewervelde dieren, waartoe ook de mens behoort.[2]
  1.   Weblink bron
    Robert Halleux
    Naar de kern van het leven: de biologie in:
    Robert Halleux e.a. (red.)
    Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000. Deel 1 (2001), Dexia, Brussel / La Renaissance du Livre, Tournai, ISBN 2804605760, p. 303
  2.   Weblink bron “De mens is meer zakpijp dan lancetvis” (23 februari 2006) op nrc.nl