manteldieren
- Geluid: manteldieren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɑntəlˌdirə(n) / (4 lettergrepen)
- man·tel·die·ren
- manteldier zn met de uitgang -en
de manteldieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord manteldier
- ▸ Charles Julin schreef de beroemde verhandeling Recherches sur la morphologie des Tuniciers (1886), terwijl Marc de Selys Lonchamps (1875-1963) in 1913 en 1940 twee studies wijdde aan de manteldieren die de Belgica-expeditie (1897-1899) had meegebracht.[1]
- meervoudsvorm als officiële benaming (dieren) een onderstam Tunicata van ongewervelde zeedieren, met een meer of minder soepel exoskelet. Een bekende groep binnen de manteldieren zijn de zakpijpen
- ▸ De manteldieren (zakpijpen) en niet de schedellozen (lancetvisjes), vormen de diergroep die het nauwst verwant is aan de gewervelde dieren, waartoe ook de mens behoort.[2]
- [2] chordadieren, dieren
- [2] zie de categorie: Manteldieren in het Nederlands
- [2] zakpijpen
- Het woord manteldieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Robert HalleuxNaar de kern van het leven: de biologie in:Robert Halleux e.a. (red.)Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000. Deel 1 (2001), Dexia, Brussel / La Renaissance du Livre, Tournai, ISBN 2804605760, p. 303
- ↑ Weblink bron “De mens is meer zakpijp dan lancetvis” (23 februari 2006) op nrc.nl