• xe·no·fo·bie
  • In de betekenis van ‘vrees voor wat vreemd is’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • met het voorvoegsel xeno- en met het achtervoegsel -fobie
  • afgeleid van xenofoob met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord xenofobie xenofobieën
verkleinwoord xenofobietje xenofobietjes

de xenofobiev

  1. een afkeer van alles wat vreemd of buitenlands is
    • Heeft u last van xenofobie? 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]