• xe·no·foob
  • met het voorvoegsel xeno- en met het achtervoegsel -foob
enkelvoud meervoud
naamwoord xenofoob xenofoben
verkleinwoord xenofoobje xenofoobjes

de xenofoobm

  1. iemand die een sterke angst voor vreemdelingen heeft
    • De xenofoob hield niet van vreemdelingen. 
    • Drijvende kracht is niet zelden de angst voor massale migratie naar Europa, de vrees overlopen te worden door hordes zwarte mensen die het einde van het Avondland inluiden. Het heeft een xenofobe, om niet te zeggen racistische ondertoon. [1] 
stellend
onverbogen xenofoob
verbogen xenofobe

xenofoob

  1. een sterke afkeer van vreemdelingen hebbend
    • Zijn xenofobe houding zette veel kwaad bloed. 
94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]
  1. Volkskrant Hidde Boersma18 januari 2019 Bevolkingsgroei maakt een welvarend en groen Afrika mogelijk
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be