• wor·men·ste·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord wormensteker wormenstekers
verkleinwoord

de wormenstekerm

  1. (gereedschap) prikstok om pieren [1] uit de grond te halen
  2. (militair) (spottend) langwerpig steekwapen
      Werktuiglijk ging zijn hand naar zijn dolk, maar op hetzelfde oogenblik zag hij het hopelooze van een verdediging in. Wat zou hij met deze wormensteker moeten beginnen, tegen een overmacht van met pieken en haakbussen gewapende mannen?[1]
     En in het kamertje liep een grenadier met uitgetrokken wormensteker, om dat bevel desnoods gewelddadig te handhaven.[2]
  3. (persoon) (visserij) iemand die pieren [1] uit de grond haalt om als aas voor vissen te gebruiken
     De politie heeft donderdagochtend een illegale wormensteker aangehouden in Kattendijke. De man, een 37-jarige inwoner van de gemeente Kapelle, was in de Dorpsstraat zonder vergunning naar pieren aan het spitten.[3]


  1.   Weblink bron
    Dekker, Maurits
    “Oranje en de opstand der Nederlanders” (1935), Em. Querido' Uitgevers-mij., Amsterdam, p. 385
  2.   Weblink bron
    Een ex-beursman
    Over Amsterdam. in: Neêrlands Weekblad, jrg. 3 nr. 116 (maart 1899), D. de Voogd & Co, Amsterdam, p. 3 kol. 1
  3.   Weblink bron Wormensteker beschadigt politieauto in: Provinciale Zeeuwse Courant  , jrg. 244 nr. 70 (23 maart 2001), p. 15 kol. 2