woonhuis
- woon·huis
- samenstelling van woon ww en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonhuis | woonhuizen |
verkleinwoord | woonhuisje | woonhuisjes |
het woonhuis o
- (bouwkunde), (wonen) bouwwerk waarin mensen kunnen wonen
- ▸ Een woonhuis moet voor de heffing van erfbelasting verplicht gewaardeerd worden op de WOZ-waarde.[1]
- ▸ Het paleis doet tegenwoordig dienst als raadhuis en op de plek van het woonhuis van Willem II ligt nu een plein. Daar stond ook een gedenknaald voor Willem II, maar die werd in de jaren 60 afgebroken om ruimte te maken voor een rondweg en een fontein. Omdat de koninklijke familie de grond nooit verkocht heeft, is dat nog steeds eigendom van de Oranjes. "Dat zijn ze gewoon vergeten af te handelen", zegt Peeters.[2]
1. Een huis, woning of (Vlaams) woonst is een bouwwerk waarin mensen kunnen wonen.
- Het woord woonhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woonhuis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Erfbelasting op woningen: de WOZ-waarde is verplicht” (12 april 2014), BelastingBelangen
- ↑ Weblink bron “Koning Willem II voelde zich thuis in Tilburg” (Donderdag 9 maart 2017, 15:45), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be