wijsneus
- Geluid: wijsneus (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɛisnøs / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈʋɛɪsnøs/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈβ̞ɛːsnøs/
- wijs·neus
- In de betekenis van ‘betweter’ voor het eerst aangetroffen in 1670 [1]
- samenstelling van wijs en neus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijsneus | wijsneuzen |
verkleinwoord | wijsneusje | wijsneusjes |
de wijsneus m
- iemand die meent dat hij veel weet
- Hou toch op, je gedraagt je als een wijsneus.
1. iemand die meent alles beter te weten dan anderen
- Het woord wijsneus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wijsneus" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "wijsneus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be