wegrotten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van wegrotten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wegrotten | weg te rotten | ||||||
toekomend | zullen wegrotten weg zullen rotten |
te zullen wegrotten weg te zullen rotten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn weggerot | te zijn weggerot | ||||||
toekomend | weggerot zullen zijn | weggerot te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
wegrottend | weggerot | ev. rot weg |
mv. verouderd rot weg |
rotte weg (bijzin) wegrotte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | rot weg | rot weg | rot weg | rot weg | rot weg | rotten weg | rotten weg | rotten weg | |
verleden (o.v.t.) | rotte weg | rotte weg | rotte weg | rotte weg | rotte weg | rotten weg | rotten weg | rotten weg | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegrotten | zult/zal wegrotten | zult/zal wegrotten | zult wegrotten | zal wegrotten | zullen wegrotten | zullen wegrotten | zullen wegrotten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegrotten | zou wegrotten | zou(dt) wegrotten | zoudt wegrotten | zou wegrotten | zouden wegrotten | zouden wegrotten | zouden wegrotten | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | wegrot | wegrot | wegrot | wegrot | wegrot | wegrotten | wegrotten | wegrotten | |
verleden (o.v.t.) | wegrotte | wegrotte | wegrotte | wegrotte | wegrotte | wegrotten | wegrotten | wegrotten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegrotten weg zal rotten |
zult/zal wegrotten weg zult/zal rotten |
zult/zal wegrotten weg zult/zal rotten |
zult wegrotten weg zult rotten |
zal wegrotten weg zal rotten |
zullen wegrotten weg zullen rotten |
zullen wegrotten weg zullen rotten |
zullen wegrotten weg zullen rotten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegrotten weg zou rotten |
zou wegrotten weg zou rotten |
zou(dt) wegrotten weg zou(dt) rotten |
zoudt wegrotten weg zoudt rotten |
zou wegrotten weg zou rotten |
zouden wegrotten weg zouden rotten |
zouden wegrotten weg zouden rotten |
zouden wegrotten weg zouden rotten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben weggerot | bent weggerot | bent/is weggerot | zijt weggerot | is weggerot | zijn weggerot | zijn weggerot | zijn weggerot | |
verleden (v.v.t.) | was weggerot | was weggerot | was weggerot | waart weggerot | was weggerot | waren weggerot | waren weggerot | waren weggerot | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggerot zijn | zal/zult weggerot zijn | zult/zal weggerot zijn | zult weggerot zijn | zal weggerot zijn | zullen weggerot zijn | zullen weggerot zijn | zullen weggerot zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggerot zijn | zou weggerot zijn | zou/zoudt weggerot zijn | zoudt weggerot zijn | zou weggerot zijn | zouden weggerot zijn | zouden weggerot zijn | zouden weggerot zijn |