wege
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wege (hulp, bestand)
- IPA: / ˈweɣə / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈʋeχə/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈβ̞eɣə/
Woordafbreking
- we·ge
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
wege
- datief mannelijk van weg, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
- vanwege
- van rechtswege, overheidswege, bondswege, Godswege, staatswege, stadswege, rijkswege, gemeentewege, regeringswege
- van zijnentwege (harentwege, mijnentwege etc.)
Hyponiemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wegen |
wege
- aanvoegende wijs van wegen