• wan·sma·ke·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wansmakelijk wansmakelijker wansmakelijkst
verbogen wansmakelijke wansmakelijkere wansmakelijkste
partitief wansmakelijks wansmakelijkers -

wansmakelijk [1]

  1. getuigend van een slechte smaak
    • Ik ben er nog geen voorbeeld van tegengekomen, al noemde hij zijn uitspraak over De Wever achteraf in Vrij Nederland „wansmakelijk” en veranderde hij de „zionistenpijper” in „zionistenknechtje”, wat ik geen overtuigende vorm van matiging zou willen noemen.[2] 
    • Een groot spandoek van supporters van Standard Luik met daarop het afgehakte hoofd van Anderlecht-speler Steven Defour heeft gisteren tot veel commotie geleid. Defour speelde eerder bij Standard. De Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) wil bekijken welke stappen er eventueel mogelijk zijn tegen het choquerende doek. „Wansmakelijk en onaanvaardbaar spandoek”, twitterde een bondsbestuurder.[3] 
68 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]