• wan·smaak
enkelvoud meervoud
naamwoord wansmaak wansmaken
verkleinwoord

de wansmaakm

  1. met een slecht esthetisch gevoel; met een slechte, ordinaire weinig ontwikkelde smaak
    • „Walgelijk”, reageert de één. „Dit is waarom ik dat blad niet meer lees. Wansmaak is één ding. Maar dit zijn gevaarlijke waanideeën”, reageert een ander.[2] 
    • Ze hebben niet zoals een Porsche of een Jaguar een chique historie of status, het zijn vooral rijdende tijdsbeelden. Gewone auto’s uit de seventies die net als de Niva niet uitblinken in schoonheid, maar die vooral de smaak (of moet ik zeggen de wansmaak?) van de jaren zeventig weerspiegelen.[3] 
90 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 31 augustus 2017
  3. de Telegraaf 2 maart 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be