wankelend
- wan·ke·lend
vervoeging van: | wankelen |
verbogen vorm: | wankelende |
wankelend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wankelend | wankelender | wankelendst |
verbogen | wankelende | wankelendere | wankelendste |
partitief | wankelends | wankelenders | - |
wankelend
- bijna vallend
- En de overige mannen? Die staan erbij en kijken ernaar. Niemand grijpt in. Het klinkt alleen hoofdschuddend: ,,Niels jongen, wat doe je?’ Of hij daadwerkelijk met een inmiddels van de drank wankelende Parastoo in bed belandt voor het minnespel, blijft onduidelijk. De enige zekerheid is dat Rosanna niet blij gaat worden bij het volgende kampvuur. [1]
- Een crisis in verkiezingstijd is een godsgeschenk voor de zittende macht. Je hoeft geen groot cynicus te zijn om dat te bedenken. Zoals een gemeenschappelijke vijand een verdeeld land kan herenigen, zo kan een goed getimede crisis een wankelende leider op het schild houden. [2]
- Het woord wankelend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tubantia Barbara de Jong 03-03-17 Niels makkelijke prooi voor Parastoo, Natasja zorgt voor onrust
- ↑ Tubantia Frank Poorthuis 11-03-17 Gezamenlijk campagne-uitje: ver pissen tegen Turkije