• wak·ker
  • In de betekenis van ‘niet slapend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wakker wakkerder wakkerst
verbogen wakkere wakkerdere wakkerste
partitief wakkers wakkerders -

wakker

  1. niet in slaap, op
     Pietje werd er wakker van en liep vlug naar het rillende dier toe.[2]
     Midden in de nacht schrok ik wakker doordat de deur met een klap opensloeg.[3]
  2. oplettend

wakker

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van wak
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "wakker" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 11
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be