• wak·ker wor·den
  • vaste verbinding van het bijvoeglijk naamwoord wakker en het werkwoord worden

wakker worden

  1. ophouden met slapen
    • De droom wordt neergezet alsof het slechts een droom lijkt. Een afgewogen keuze, aangezien het een bekend verschijnsel is dat mensen vlak voor het wakker worden vaak dromen dat ze wakker worden. [1]
  2. (figuurlijk) een meer bewuste en actieve houding aannemen
    • Ik heb ook de ervaring dat op vele gebieden des levens de discussie aanmerkelijk flitsender wordt zodra er geld mee gemoeid is. Pas dan zie je de deelnemers wakker worden en zich met hartstocht in het strijdgewoel storten. [2]

wakker worden of wakker worden!

  1. stop met slapen! (geroepen om slapende mensen te laten ontwaken)
    • . ‘Kom nou’, roept ze ongeduldig, ‘wakker worden, hee, wakker worden!’ [3]
  2. (figuurlijk) laat een vertrouwde, maar onjuiste opvatting los! (ook wel als retorische oproep, na een uitspraak die aangeeft hoe absurd de opvatting van een ander is)
    • Of dacht u soms dat het schrift ooit door die Soemerische boekhouders is uitgevonden omdat ze zo nieuwsgierig waren naar die ‘diepten van de geest’? Hallo! Wakker worden! [4]