• wa·gen·ziek·te
enkelvoud meervoud
naamwoord wagenziekte wagenziektes
wagenziekten
verkleinwoord

de wagenziektev [1]

  1. misselijkheid die ontstaat doordat de visuele informatie en de informatie uit het evenwichtsorgaan tijdens autorijden met elkaar in tegenspraak kunnen zijn
     Ruim 30 miljoen mensen in Europa hebben last van chronische wagenziekte. De 'Seetroën bril' bevat een gekleurde, bewegende vloeistof die de lijn van de horizon opnieuw creëert om zo het conflict tussen de zintuigen te neutraliseren.[2]
     Wagenziekte. Met de zomervakantie op komst vrezen honderdduizenden ouders weer voor jengelende en misselijke kinderen op de Route du Soleil. Maar er is goed nieuws: autofabrikanten werken hard aan een oplossing.[3]
     Autofabrikant Jaguar Land Rover ontwikkelt een systeem dat wagenziekte bij passagiers kan detecteren en automatisch de instellingen van de auto aanpast opdat de inzittenden zich beter voelen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Niek Schenk
    “Wagenziek? Deze bril kan het voorkomen, zegt Citroën” (05-07-2018), Tubantia
  3.   Weblink bron
    David Bremmer
    “Zelfrijdende auto dwingt automakers wagenziekte aan te pakken” (06-07-2018), Tubantia
  4.   Weblink bron
    HLN
    “Auto's helpen straks zelf tegen wagenziekte” (03-11-2018,), Tubantia