• vraag·te·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord vraagteken vraagtekens
verkleinwoord vraagtekentje vraagtekentjes

het vraagtekeno

  1. (taalkunde) een leesteken (?) dat men aan het eind van een zin plaatst om deze vragend te maken
    • Hij snapte die opdracht niet, dus zette hij er een paar vraagtekens bij. 
  2. twijfels hebben bij
    • Hij zette vraagtekens bij de verklaring van de getuige. 
    • In totaal zijn 25 politici aangeklaagd in Catalonië. De bekendste van deze groep, Carles Puigdemont, liet het Catalaanse Parlement de onafhankelijkheid van Catalonië uitroepen. Zondag is hij in en door Duitsland op Spaans bevel gearresteerd. Juridisch klopt dit misschien wel, maar er zijn vraagtekens. [1] 
     Veel mensen zetten vraagtekens bij de grootte en de zogeheten hubfunctie van Schiphol.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Trouw Sylvain Ephimenco– 7:09, 29 maart 2018 Ook Rusland is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen
  2.   Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek
    “Omwonenden: Schiphol kan 100 bestemmingen missen” (14 mei 2022), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be