vouw
- vouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vouw | vouwen |
verkleinwoord | vouwtje | vouwtjes |
- lijn waarlangs iets gevouwen is, vouwlijn
vervoeging van |
---|
vouwen |
vouw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vouwen
- Ik vouw.
- gebiedende wijs van vouwen
- Vouw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vouwen
- Vouw je?
- Het woord vouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vouw" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ vouw op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be