vouwcaravan
  • vouw·ca·ra·van
enkelvoud meervoud
naamwoord vouwcaravan vouwcaravans
verkleinwoord

de vouwcaravanm

  1. caravan die men kan neerklappen vóór het gaan rijden zodat hij makkelijker te hanteren is tijdens de reis
    • De vermoeide reizigers vinden zich nog weliswaar Marokkaan, maar ze worden steeds meer toerist. Sommigen trekken in Marokko nog wel andere kleren aan, maar feitelijk zijn ze hard op weg burgerlijke Nederlanders te worden. De vouwcaravan heeft een lekke band, het is veel te druk op de weg, de Spanjaarden kunnen niet autorijden en het is veel te warm.[2] 
    • Met elk voorwerp prikken we een herinnering vast.'Wie? Paul Beek (44), tv-maker, en Lotje (11).Waar? Bij de Langweerder Wielen in Friesland, maar liever nog aan het meer van Bracciano, vlakbij Rome, of in de heuvels buiten Praag. 'Binnen een kwartier staat deze Rapido, een vouwcaravan uit de jaren zeventig.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Gijs Zandbergen 26 juli 2007
  3. Volkskrant SUZANNE RETHANS 30 juni 2007