vouwstoel
- vouw·stoel
- In de betekenis van ‘opvouwbare stoel’ voor het eerst aangetroffen in 1080 [1]
- samenstelling van vouw en stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vouwstoel | vouwstoelen |
verkleinwoord | vouwstoeltje | vouwstoeltjes |
de vouwstoel m
- een inklapbare stoel
- Op de camping gebruiken we eenvoudige vouwstoeltjes.
- Het woord vouwstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vouwstoel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vouwstoel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be