Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorwerk voorwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het voorwerko

  1. voorbereidende activiteiten
    • Als je al het voorwerk goed gedaan hebt hoef je op de dag zelf niet zo te stressen. 
  2. deel van een vesting dat buiten de hoofdwal en de glacis ligt maar nog wel kan profiteren van ondersteunend vuur
Synoniemen
  1. huiswerk, planning, preparatie

Werkwoord

vervoeging van
voorwerken

voorwerk

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerken
    • ... dat ik voorwerk. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be