• voort·vloei·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord voortvloeisel voortvloeisels
verkleinwoord

het voortvloeiselo

  1. iets wat voortkomt uit iets anders
    • Afgelopen zomer had de politie met een internationale gecoördineerde actie Hansa Market overgenomen en onder controle gekregen. De actie van deze week is een voortvloeisel daaruit. Een woordvoerder van de politie laat weten dat er nog meer acties gaan volgen voor mensen die via Hansa Market drugs hebben besteld. [2] 
    • De Popquiz XL is een voortvloeisel uit de maandelijkse quiz die bij café België gehouden wordt. Zijn het daar de echte kenners die met de eer gaan strijken, voor de XL-versie hoef je geen popprofessor’ te zijn om mee te doen, vertelt mede-organisator Tom Weel. [3] 
97 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]