Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·op
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

voorop

  1. in een rij of groep als eerste in de bewegingsrichting.
  2. aan de voorkant bovenop:
    • Jan zat voorop op de tandem. 
     Hierdoor moest ik bij de steile stukken voorop, maar ik voelde mij redelijk veilig met mijn spikes en met mijn bijl in de hand.[1]
  3. (figuurlijk) als één der eersten: Het bedrijf loopt voorop bij het gebruik van nieuwe technologieën.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be