• voor·lo·per
enkelvoud meervoud
naamwoord voorloper voorlopers
verkleinwoord voorlopertje voorlopertjes

voorloper m

  1. iets wat of iemand die eerder was
  2. een type schaaf die gebruikt wordt voor houtbewerking
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.