• hout·be·wer·king
enkelvoud meervoud
naamwoord houtbewerking houtbewerkingen
verkleinwoord - -

de houtbewerkingv [1]

  1. (techniek) aanpassing van materiaal afkomstig van stammen en takken met gereedschap of machines zodat het de gewenste vorm en afwerking krijgt
     Ik heb drie jaar in Antwerpen op een vrije school gezeten. We kregen weven, koper slaan, houtbewerking, boetseren, schilderen, tekenen, etsen, toneel én alle reguliere middelbare schoolvakken.[2]
     De afbeelding was waarheidsgetrouw: niet geschilderd maar ingelegd, een toen gangbare methode van houtbewerking. De makers sneden motieven uit fineer van verschillende houtsoorten, die werden ingelegd in een paneel.[3]
     Zijn vader volgde nooit een opleiding, hij heeft baantjes in de houtbewerking en de plaatselijke industrie.[4]
     „Alle flosjes op links”, instrueert de lerares. De in toga gehulde leerlingen van de zevende klas houtbewerking van het Atheneum Alicebourg in het Belgische Lanaken draaien hun vierkante academische pet zodat de flosjes aan de goede kant hangen.[5]
     De meeste stokken waren gebroken en in slechte staat, maar de vaardige houtbewerkingen door Neanderthalers, met vuur en scherpe messen, zijn nog steeds duidelijk te zien.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Elvis Rot interview door Joke Mat
    “‘Ik wil juíst dingen doen die ik doodeng vind’” (10 januari 2020) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Gretha Pama
    “Echte namaak: een orgeltje met een verhaal” (5 november 2018) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Anne-Martijn van der Kaaden
    “Manfred te Grotenhuis legde statistiek uit met Miles Davis” (1 november 2018) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Maarten Huygen
    “Ouders van leerlingen in de grensstreek wijken graag uit naar België” (29 juni 2018) op nrc.nl  
  6.   Weblink bron
    Hendrik Spiering
    “Houten graafstokken en hefbomen van Neanderthalers teruggevonden” (5 februari 2018) op nrc.nl