Nederlands

 
voordrachtskunst
Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·drachts·kunst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voordrachtskunst voordrachtskunsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voordrachtskunstv

  1. de gave om een tekst fraai te kunnen voorlezen of uit te spreken; het met gevoel voorlezen en vaak uit het hoofd opzeggen van gedichten
     Vorst Vasili, die om zijn voordrachtskunst bekend stond, zou hem voorlezen (ook voor de tsarina droeg hij nu en dan voor).[1]
     Eigenlijk richtte de rederijkerskamers zich op drie terreinen: de verbetering van het nationale toneel, verspreiding van de kennis over de nationale letterkunde en beoefening van de voordrachtskunst.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2.   Weblink bron
    Drs. D. van Meeuwen
    “Een podium voor middelmatige burgers” (26 november 2003), Reformatorisch Dagblad