volschrijven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van volschrijven | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | volschrijven | vol te schrijven | ||||||
toekomend | zullen volschrijven vol zullen schrijven |
te zullen volschrijven vol te zullen schrijven | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben volgeschreven | te hebben volgeschreven | ||||||
toekomend | volgeschreven zullen hebben | volgeschreven te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
volschrijvend | volgeschreven | ev. schrijf vol |
mv. verouderd schrijft vol |
schrijve vol (bijzin) volschrijve | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | schrijf vol | schrijft vol | schrijft vol | schrijft vol | schrijft vol | schrijven vol | schrijven vol | schrijven vol | |
verleden (o.v.t.) | schreef vol | schreef vol | schreef vol | schreef vol | schreef vol | schreven vol | schreven vol | schreven vol | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal volschrijven | zult/zal volschrijven | zult/zal volschrijven | zult volschrijven | zal volschrijven | zullen volschrijven | zullen volschrijven | zullen volschrijven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volschrijven | zou volschrijven | zou(dt) volschrijven | zoudt volschrijven | zou volschrijven | zouden volschrijven | zouden volschrijven | zouden volschrijven | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | volschrijf | volschrijft | volschrijft | volschrijft | volschrijft | volschrijven | volschrijven | volschrijven | |
verleden (o.v.t.) | volschreef | volschreef | volschreef | volschreef | volschreef | volschreven | volschreven | volschreven | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal volschrijven vol zal schrijven |
zult/zal volschrijven vol zult/zal schrijven |
zult/zal volschrijven vol zult/zal schrijven |
zult volschrijven vol zult schrijven |
zal volschrijven vol zal schrijven |
zullen volschrijven vol zullen schrijven |
zullen volschrijven vol zullen schrijven |
zullen volschrijven vol zullen schrijven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volschrijven vol zou schrijven |
zou volschrijven vol zou schrijven |
zou(dt) volschrijven vol zou(dt) schrijven |
zoudt volschrijven vol zoudt schrijven |
zou volschrijven vol zou schrijven |
zouden volschrijven vol zouden schrijven |
zouden volschrijven vol zouden schrijven |
zouden volschrijven vol zouden schrijven | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb volgeschreven | hebt volgeschreven | hebt/heeft volgeschreven | hebt volgeschreven | heeft volgeschreven | hebben volgeschreven | hebben volgeschreven | hebben volgeschreven | |
verleden (v.v.t.) | had volgeschreven | had volgeschreven | had volgeschreven | hadt volgeschreven | had volgeschreven | hadden volgeschreven | hadden volgeschreven | hadden volgeschreven | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal volgeschreven hebben | zal/zult volgeschreven hebben | zult/zal volgeschreven hebben | zult volgeschreven hebben | zal volgeschreven hebben | zullen volgeschreven hebben | zullen volgeschreven hebben | zullen volgeschreven hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou volgeschreven hebben | zou volgeschreven hebben | zou/zoudt volgeschreven hebben | zoudt volgeschreven hebben | zou volgeschreven hebben | zouden volgeschreven hebben | zouden volgeschreven hebben | zouden volgeschreven hebben |