• volks·op·stand
enkelvoud meervoud
naamwoord volksopstand volksopstanden
verkleinwoord volksopstandje volksopstandjes

de volksopstandm

  1. een oproer tegen het gevestigde gezag door grote groepen uit de bevolking
     Periode van woelingen in de jaren 1605-1613, waarin de Zweden en Polen Rusland binnenvielen, volksopstanden woedden en diverse valse troonpretendenten opstonden.[2]
     Samen met ruim tweehonderd voormalig topofficieren uit het leger en de veiligheidsdiensten ondertekende Mizrahi een waarschuwing aan de regering. De plannen zouden de vredesovereenkomst tussen Israël en Jordanië op het spel zetten en kunnen leiden tot een Palestijnse volksopstand. Jordanië waarschuwt vandaag voor een "enorm conflict".[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Ties Brock
    “Israël krijgt (eindelijk) een nieuwe regering en dat baart Palestijnen zorgen” (15-05-2020), NOS