• volks·keu·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord volkskeuken volkskeukens
verkleinwoord - -

de volkskeukenv / m

  1. (kookkunst) gerechten en bereidingswijzen die geliefd zijn bij mensen met weinig geld, macht of opleiding in een bepaald gebied
     De Vlaamse fritten worden geserveerd in een puntzak, de Croque Monsieurs komen in bruine papieren zakken, en het personeel draagt pannetjes mosselen af en aan. Het is vreemd om je in een hoge, statige kerk je vol te stoppen met gerechten uit de volkskeuken.[2]
  2. (maatschappij) instelling waar mensen met weinig geld een maaltijd kunnen krijgen
     Overdag is hij fietskoerier. 's Avonds kookt hij vegetarisch in de volkskeuken bij hem om de hoek.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Leendert van der Valk
    “In Olivier is alles Vlaams behalve het personeel” (17 januari 2007) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Geert van Asbeck
    “Supportersblad voor dierenbevrijders” (24 juli 1999) op nrc.nl