Nederlands

 
draaiend vuurwerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetzoeker voetzoekers
verkleinwoord voetzoekertje voetzoekertjes

Zelfstandig naamwoord

de voetzoekerm

  1. vuurwerk dat zigzaggend over de grond gaat voordat het ontploft, gillende keukenmeid
    • "Het probleem is dat dat F1-vuurwerk, zoals het ook genoemd wordt, steeds meer lijkt op vuurwerk dat alleen met Oud en Nieuw afgestoken mag worden", vervolgt Jacobs. "Je hebt bijvoorbeeld vuurpijlen, fonteinen, voetzoekers en knetterballen. En nu wordt het dus ook nog eens massaal verkocht. Fabrikanten zijn er echt op ingedoken."[3] 
    • BBC meldt dat de betogers zichzelf na de slachting van het schaap aan elkaar vast ketenden voor de bekende 'Arbeit macht frei'-poort. Volgens de woordvoerder van de Poolse regionale politie Sebastian Glen, hingen de zeven mannen en vier vrouwen een wit spandoek met in rode letters het woord 'love' op aan de poort. In het park staken ze ook een rotje (voetzoeker) af.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. voetzoeker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tubantia Lieke Mulder 8 december 2017
  4. Tubantia 24 maart 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be