vlotten
- vlot·ten
- In de betekenis van ‘drijven’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- van Middelnederlands vlotten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vlotten |
vlotte |
gevlot |
zwak -t | volledig |
vlotten
- voortgang maken
- ▸ Omdat Montebello, wie niets ontging, moet hebben gemerkt dat de conversatie niet wilde vlotten, begon hij uit zijn hoofd in het Frans poëzie te citeren, waarvan ik vermoedde dat het haar woorden waren.[2]
- voortdurend geleidelijk veranderen
- in de vorm van een vlot naar een andere plaats brengen
- drijven
de vlotten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vlot
- Het woord vlotten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlotten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "vlotten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 31
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vlotten