Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlot·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vlotteren
vlotterde
gevlotterd
zwak -d volledig

Werkwoord

vlotteren

  1. (techniek) (verouderd) door het omlaag duwen van een vlotter de carburateur even extra brandstof geven; vroeger toegepast bij de koude start van auto's
  2. voor het plezier varen met een vlot

Gangbaarheid

Meer informatie