vlijm
- Geluid: vlijm (hulp, bestand)
- IPA: / vlɛim / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland, Limburg): /vlɛɪ̯m/
- (Vlaanderen, Brabant): /vlɛːm/
- vlijm
- Via het Latijnse phle(bo)tomus ("lancet") ontleend aan het Oudgriekse φλεβοτόμος (phlebotomos; "ader-snijdend"). Het Middelnederlands kende twee vormen: enerzijds vlime (met een ontwikkeling zoals bij krijt), anderzijds vlieme (met een ontwikkeling zoals bij biet). Het bijvoeglijke naamwoord is verkort uit vlijmscherp.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlijm | vlijmen |
verkleinwoord | vlijmpje | vlijmpjes |
- (medisch) scherp snijinstrument dat eertijds gebruikt werd bij het aderlaten
- De chirurgijn kwam er al aan met zijn verzameling vlijmen en een kom voor het bloed.
- zeer scherp mesje voor andere toepassingen
1. scherp snijinstrument dat eertijds gebruikt werd bij het aderlaten.
stellend | |
---|---|
onverbogen | vlijm |
verbogen | vlijme |
vlijm
vervoeging van |
---|
vlijmen |
vlijm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlijmen
- Ik vlijm.
- gebiedende wijs van vlijmen
- Vlijm!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlijmen
- Vlijm je?
- Het woord vlijm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlijm" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be