• vleu·gel·lam
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vleugellam vleugellammer vleugellamst
verbogen vleugellamme vleugellammere vleugellamste
partitief vleugellams vleugellammers -

vleugellam [1]

  1. van een vogel: met vleugels die niet gebruikt kunnen worden
  2. (figuurlijk) van een persoon of organisatie: niet in staat om iets te doen
    • De grote partijen proberen de PVV vleugellam te maken, vindt Housmans. [2] 
    • Bugaboo kent een zeer rumoerig jaar, waarbij de twee aandeelhouders, de zwagers Eduard Zanen en Max Barenbrug, afgelopen tijd ruziënd over straat gingen. De slechte verhouding tussen de twee maakt het bedrijf vleugellam.[3] 
93 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 15 dec. 2017
  3. de Telegraaf 24 nov. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be