Echte Limburgse kruisbessenvlaai met schuim
  • vlaai
  • In de betekenis van ‘gebak’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1] [2] [3] [4]
  • Afkomstig van het zuidoostelijke taalgebied (Brabant, Limburg), uit Vroegnieuwnederlands vlaeye, samengetrokken uit Middelnederlands vlāde ‘taart, koek’, ontwikkeld uit Oergermaans *flaþōn- ‘plat voorwerp’; evenals Duits Fladen en Middelengels flathe, beide ‘platte koek’.
enkelvoud meervoud
naamwoord vlaai vlaaien
verkleinwoord vlaaitje vlaaitjes

de vlaaiv / m [5] [6] [7] [8]

  1. m (voeding) plat cirkelvormig gebak met opstaande rand, dat normaliter opgevuld wordt met vruchten en vooral bekend is als lokale lekkernij in Belgisch en Nederlands Limburg
  2. (dierkunde) uitwerpselen van een koe

[1]

  • Op een verbrande vlaai strooit men suiker
Gemaakte fouten probeert men te verdoezelen
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[9]