videobellen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: videobellen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vi·deo·bel·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van video zn en bellen ww
Werkwoord
videobellen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
videobellen |
||
onvolledig |
- (communicatie) telefoneren met een beeldtelefoon
- (communicatie) via een computer en het internet een verbinding met iemand anders maken waarbij zowel beeld als geluid wordt verzonden
- ▸ Maar videobel-apps zijn niet geschikt voor gevoelige kwesties, zegt de overheidsbeveiliger. Hij is bang dat medewerkers vertrouwelijke gesprekken voeren via videobellen. "Dat is niet de bedoeling, maar zeg dat maar eens tegen mensen die thuis zitten en niet echt een alternatief hebben."[1]
- ▸ We hebben tablets aangeschaft, waarmee ze kunnen videobellen.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. telefoneren met een beeldtelefoon
Gangbaarheid
- Het woord videobellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Joost Schellevis en Nando Kasteleijn“Iedereen thuis aan het werk: computerbeveiligers krijgen er nachtmerries van” (04-04-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “'Sommige cliënten zijn zo in de war, dat ze het virus niet begrijpen'” (24-04-2020), NOS