• ver·pie·te·ren
  • In de betekenis van ‘bederven’ voor het eerst aangetroffen in 1661 [1]
  • afleiding van pieteren met het voorvoegsel ver-

verpieteren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verpieteren
verpieterde
verpieterd
zwak -d volledig
  1. (voeding) van mindere kwaliteit worden door te lang koken, bakken of bewaren
    • In de hal van de school aan de Noetselerbergweg ploffen een paar jongens neer op een bank. Een grote zak chips wordt opengescheurd. Nog geen 50 meter verderop liggen bananen, appels en peren te verpieteren in een kistje op de balie van de kantine. "Het fruit loopt slecht", zegt Cindy den Olden eerlijk. De drijvende kracht achter de 'gezonde schoolkantine'heeft echter wel succes met haar verse broodjes.[3] 
  2. (figuurlijk) wegkwijnen van mensen of dieren
    • Schrijven is een concurrerende werkelijkheid scheppen, een wereld waarin de zon waarachtiger voelt dan in de buitenlucht. Uitzonderingen als Reve en Claus daargelaten, verpieteren de meeste schrijvers in het kunstlicht van de tv-studio.[4] 
    • Maar waarom worden die dan niet over de EU-lidstaten verdeeld, volgens de afspraken van 2015? Dat komt omdat Nederland en andere landen stellen dat de Turkijedeal in de plaats is gekomen van die afspraken. En daar gaat het mis: dat is niet het geval. De afspraken over concrete aantallen blijven van kracht. Dat is bij de Turkijedeal nog eens expliciet bevestigd. Maar dat komt Nederland en andere landen politiek niet uit. Dus laten we de mensen die ná die deal zijn aangekomen, verpieteren op de Griekse eilanden.[5] 
98 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[6]