Nederlands

 
verkeersongeval
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·keers·on·ge·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verkeersongeval verkeersongevallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

verkeersongeval o [1]

  1. onverwachte gebeurtenis met schade aan één of meer verkeersdeelnemers
    • Het verbod op de explosieven werd 20 jaar geleden in een verdrag vastgelegd. De 33-jarige Harry zet zijn strijd tegen landmijnen helemaal voort in de traditie van zijn moeder, prinses Diana. Zij zette zich in op een verbod op landmijnen, maar kwam slechts enkele weken voor het internationaal akkoord (Mine Ban Treaty) bij een verkeersongeval in Parijs om het leven.[2] 
    • De val is veruit de meest voorkomende oorzaak bij dodelijke ongelukken. Ter vergelijking: vorig jaar kwamen 656 mensen om het leven door een verkeersongeval. Het zijn bovenal ouderen die het leven laten door een onfortuinlijke valpartij: 90 procent van de sterfgevallen is 70 jaar of ouder.[3] 
    • De Italiaanse wielrenner Michele Scarponi (37) is zaterdag omgekomen bij een verkeersongeval. De coureur kwam tijdens een trainingsrit in de buurt van zijn woonplaats Filottrano frontaal in botsing met een vrachtwagen en overleefde het ongeluk niet, bevestigt zijn ploeg Astana in een verklaring. Scarponi won in 2011 de Ronde van Italië.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 20-DECEMBER-2017
  3. Volkskrant Jeroen van Raalte 26 oktober 2017
  4. NRC Jorg Leijten 22 april 2017