• ve·ri·fi·ca·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord verificatie verificaties
verkleinwoord - -

de verificatiev

  1. onderzoek naar de juistheid of echtheid van iets
  2. (juridisch) gerechtelijke deugdelijkverklaring van vorderingen op een failliete boedel
  3. (juridisch) burgerlijk geding over de echtheid of onechtheid van geschriften
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]