• fail·liet
stellend
onverbogen failliet
verbogen failliete
partitief failliets
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bankroet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1844 [1]

failliet

  1. in staat van faillissement
    • Het failliete bedrijf kon zijn schulden niet meer aflossen. 
     ‘Er staat bijvoorbeeld dat we failliet gaan’, zegt Atasoy. ‘Dat is aantoonbaar onjuist. We hebben de rechter ook laten zien dat het niet klopt. Dan moet dat toch uit het rapport geschrapt worden?’[2]
     De Jonge Socialisten (JS), de jongerenafdeling van de PvdA, is zo goed als failliet door financieel wanbeheer, meldt NRC. Meer dan een ton aan uitgaven door twee voormalige penningmeesters is niet verantwoord, zegt het huidige JS-bestuur. De twee penningmeesters worden mogelijk juridisch vervolgd omdat niet duidelijk is waar meer dan een ton aan is uitgegeven, aldus de krant.[3]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. "failliet" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    Tjerk Gaulthérie van Weezel en Rik Kuiper
    “Gerechtshof brandt vingers niet aan inspectierapport over Haga Lyceum” (24 december 2019), de Volkskrant
  3.   Weblink bron “'Jonge Socialisten zo goed als failliet door financieel wanbeheer'” (20 - januari - 2023), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be