• ver·hoor
enkelvoud meervoud
naamwoord verhoor verhoren
verkleinwoord verhoortje verhoortjes

het verhooro

  1. een indringende ondervraging van een gevangene of verdachte
    • In het verhoor kreeg de politie weinig van hem los. 
vervoeging van
verhoren

verhoor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhoren
    • Ik verhoor. 
  2. gebiedende wijs van verhoren
    • Verhoor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhoren
    • Verhoor je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be