veelpotig
- veel·po·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | veelpotig | veelpotiger | veelpotigst |
verbogen | veelpotige | veelpotigere | veelpotigste |
partitief | veelpotigs | veelpotigers | - |
veelpotig
- (zoötomie) met een groot aantal ledematen of vergelijkbare uitsteeksels
- ▸ Zo is mijn nieuwe verzamelen begonnen. Insecten en verwant gedierte. Een gave mestkever, een paar schorpioenen, een veelpotig wormachtig wezen en een gemummificeerd muisje.[3]
- ▸ Neem de rups, die je van een kwetsbare plant verwijdert en zolang even op de rand van een emmer plaatst. Veelpotig pakt hij die rand vast, en loopt golvend een cirkel over die rand.[4]
- (figuurlijk) met een groot aantal uiteenlopende vaardigheden of bezigheden
- ▸ Tijdens de behandeling van zijn begroting zei Verhagen dat het ministerie geen „veelpotige subsidiefabriek’’ wil zijn.[5]
- [2] (dysfemisme) voor veelzijdig, zie ook veelkoppig
- Het woord 'veelpotig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ veelpotig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron S. Montag“Verzamelaars” (25 juni 2011) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Frans van der Helm“Dick Francis in de insectenwereld” (22 januari 1999) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Cees Banning“'Bezuinigen is ontoelaatbaar'” (26 november 2010) op nrc.nl