Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • veel·po·ti·gers
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

veelpotigers

  1. partitief van de vergrotende trap van veelpotig
    • Lieveheersbeestjes vinden we wel leuk, maar van iets veelpotigers moeten we niets hebben. 

Gangbaarheid