• veel·ja·rig
stellend
onverbogen veeljarig
verbogen veeljarige
partitief veeljarigs

veeljarig [1]

  1. betrekking hebbend op een periode van meerdere jaren
    • Bij ongevallen in de luchtvaart zijn vorig jaar wereldwijd 210 mensen omgekomen. Dat is minder dan de helft van het veeljarig gemiddelde, zo deelde de internationale luchtvaartkoepel IATA dinsdag in Genève mee. In totaal werden 81 ongelukken geteld, waarvan 16 met dodelijke afloop. [2] 
81 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]