• ur·be·folk·ning
Naar frequentie 213858
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   urbefolkning     m: urbefolkningen
v: urbefolkninga  
  urbefolkninger     urbefolkningene  
genitief   urbefolknings     m: urbefolkningens
v: urbefolkningas  
  urbefolkningers     urbefolkningenes  

urbefolkning, m / v

  1. (antropologie) autochtonen, inboorlingen, inheemse bevolking, oorspronkelijke bevolking, oorspronkelijke bewoner
    «Definisjon av begrepet urbefolkning er noe sprikende. Dette henger sammen med et kultursyn som rådde fram til de siste decennier. Det herskende syn var at kulturene til etniske minoritetes var statiske. Nå erkjennes det at også urbefolningenes kulturer er i stadig forandring og at de ikke knyttes bare til gammeldagse kulturtrekk. [1]»
    De definitie van de term inheemse bevolking is enigszins gevarieerd. Dit hangt samen met een culturele opvatting die tot de laatste decennia overheerste. De heersende opvatting was dat de culturen van etnische minderheden statisch waren. Het wordt nu erkend dat de culturen van de inheemse volkeren ook voortdurend veranderen en dat ze niet alleen verbonden zijn met ouderwetse culturele kenmerken.
  1. Samene - likheter og ulikheter - med andre urbefolkninger ("De Samen - overeenkomsten en verschillen - met andere inheemse volkeren")
    Krant: Altaposten, Tirsdag 27. april 1993, Nr. 92, Årgang 25, pagina 4
    Auteur: Odd Mathis Hætta