unilateraal
- Geluid: unilateraal (hulp, bestand)
- uni·la·te·raal
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eenzijdig’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van lateraal met het voorvoegsel uni-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | unilateraal | unilateraler | unilateraalst |
verbogen | unilaterale | unilateralere | unilateraalste |
partitief | unilateraals | unilateralers | - |
unilateraal
- (medisch) éénzijdig
- Bij geïsoleerde unilaterale verlamming kan volstaan worden met een röntgenfoto van hoofd en borstkas, bloedonderzoek en onderzoek naar diabetes.
- zonder op toe- of instemming van andere partijen wachten
- Zij kondigden een unilaterale wapenstilstand aan.
- [1,2] eenzijdig
1. éénzijdig
- Het woord unilateraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "unilateraal" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "unilateraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be