uitbrander
- Geluid: uitbrander (hulp, bestand)
- uit·bran·der
- In de betekenis van ‘scherpe berisping’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
- afgeleid van uitbranden met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitbrander | uitbranders |
verkleinwoord | - | - |
- hevige berisping
1. hevige berisping
- Het woord uitbrander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitbrander" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "uitbrander" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ uitbrander op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be